Appelpannenkoek
‘Waar heb je trek in pap? In een pannenkoek of een uitsmijter?’, vraag ik aan mijn vader terwijl we ons wekelijkse ritje door het Twentse landschap toeren.
‘Pannenkoeken. Lekker’, reageert hij enthousiast.
Als we eenmaal in het pannenkoeken restaurant zitten bestelt mijn vader een appelpannenkoek.
‘Goede keus’, complimenteer ik hem als de serveerster wegloopt.
‘Ja, de appels moeten toch op’, mompelt hij.
‘De appels moeten op?’
‘Ja dat heeft moeder graag. Dat weet je toch.’
Ik ben alert. In de tuin van mijn opa en oma stond een grote appelboom.
Ach ja dat is ook zo. Het zijn er weer veel hé dit jaar?’
‘Nou dat kun je wel zeggen. Heel veel.’
‘Kun jij appels schillen?’
‘Tuurlijk kan ik appels schillen.’
‘Vind je appels schillen leuk?’
‘Nee dat niet. Appels rapen vind ik leuker. Wie het eerste een emmertje vol heeft.’
‘Liggen er dan zoveel appels in de tuin?’
‘Nou puh. Moet jij maar eens kijken hoeveel er ligt. Moeder kan goed appelmoes maken.’
‘Hoe doet ze dat dan?’
‘Gewoon. De appels in blokjes snijden. Dan gooit ze de appels met suiker en water in de pan en roeren maar.’
‘Mag jij ook roeren?’
‘Nee, ik mag kijken. Dan zit ik op de keukentafel. Ik mag wel potjes appelmoes langsbrengen bij mijn ooms en tantes.’
De serveerster komt de pannenkoeken brengen.
Terwijl ik mijn vader zie genieten van de appelpannenkoek geniet ik na. Ook al ging het gesprek niet meer heel soepeltjes en moest ik langer wachten op antwoorden, ik werd toch maar weer mooi binnengelaten in één van zijn breinkamers.
Deze blog is een vervolg op het nieuwe dementie-boek deMENSie.
Voor Dianca's nieuwste blogs kijk op haar facebook- of Instagramaccount.